Best Western verstrekte een ontbijt, zoals de meeste motels tegenwoordig doen. De ontbijtzaal hier was niet groot en een beetje onoverzichtelijk. Maar er was plaats genoeg en het voedsel was prima. Na het ontbijt tankte ik en ging op weg voor een rondje door de omgeving.
Ik reed naar Big Cottonwood Canyon, oost van Salt Lake City en reed de bergweg op. De Canyon is zeer fraai en het was er erg druk, mogelijk in verband met Pioneer Day, een vrije dag voor dit deel van Amerika, waarop herdacht wordt hoe de Mormonen hier in de negentiende eeuw arriveerden vanuit het oosten. ’s Winters wordt deze Canyon gebruikt voor wintersport, dat was duidelijk te zien. Nu waren het vooral wandelaars, hardlopers, fietsers en vissers die ik bezig zag.
Tegen het eind van de Canyon draaide ik linksaf de weg naar Guardsman Pass op. Dit smalle wegje leidde naar een hoge pas (9710 ft = 2960 m) Bovenop parkeerde ik en begon aan een wandeling over een goed belopen pad, naar een voor mij onbekend doel. Het feit dat er gewandeld werd door mensen met kinderen en honden, maar zonder rugzakken was een aanwijzing dat er op afzienbare afstand iets te bereiken zou moeten zijn. Dat bleek ook zo. Ik kwam uit bij een fraai bergmeertje, waarvan ik achteraf de naam ontdekte: Bloods Lake. Het was een mooi loopje door de koele ochtend. Op deze hoogte was niets te merken van de hitte in SLC.
Na de wandeling reed ik aan de andere kant van de pas steil en met veel haarspelden (hoezo heeft de VS geen paswegen als in de Alpen??) omlaag tot in Midway. Daarvandaan reed ik terug naar SLC, waar ik opnieuw parkeerde in het Joseph Smith gebouw. Ik was ruim op tijd voor het middagconcert op het orgel van de Tabernacle. Daarom nam ik eerst lunch in een cafetaria naast het tempelplein.
Vervolgens was het tijd voor het orgelconcert. Brian Mathias gaf als gastorganist deze keer het concert. Hij speelde een half uurtje en liet daarin veel van het enorme orgel horen. De tabernacle heeft een bijzondere akoestiek. Het enorme gebouw zou zonder geluidsversterking te bespreken zijn. Dat komt door het gebogen plafond en de afgeronde hoeken. Nadeel daarvan is dat het fortissimo van het orgel bijna te luid leek, althans op de plaats waar ik zat. Van het concert werd een echte show gemaakt. De wand achter het orgel werd uitgelicht in verschillende neonkleuren, voor ieder programmapunt een andere kleur.
Na het concert verliet ik de parkeergarage. Ik hoefde alweer niet te betalen, toen ik vertelde dat ik op het tempelplein was geweest. (Zou dat altijd zo gaan?) Ik reed verder naar het noorden en even voor Ogden sloeg ik linksaf naar Antilope Island. Dit eiland in het grote zoutmeer is met een dam verbonden met het vasteland. In de zomer kun je waarschijnlijk over de drooggevallen bodem van het meer er ook wel komen, maar dat liet men het gewone publiek natuurlijk niet doen. Het eiland is een State Park, waar vooral flora en fauna worden beschermd, maar er ook aandacht is voor de geschiedenis.
Ik bezocht het visitor center en reed daarna naar het zuiden. Ik zag bisons, die hier in behoorlijke hoeveelheden voorkomen. Pronghorn Antilope, die hier ook massaal zouden moeten zitten, zag ik niet. Aan het einde van de weg stopte ik bij Fielding Garr Ranch, een bedrijf dat hier tot 1981 heeft gefunctioneerd. Er waren tentoonstellingen van landbouwgereedschap en ik kon in de verschillende gebouwen kijken. De boerderij was opgezet door de Mormonen en is lang, mogelijk altijd, in het bezit van de kerk geweest. De opbrengsten werden lange tijd gebruikt om Mormonen uit andere delen van de wereld naar Utah te laten verhuizen.
Nadat ik hier op gemak rondgekeken had, reed ik terug naar het vasteland en ging nog iets verder noord, tot ik in Ogden bij Comfort Suites een kamer betrok die ik had gereserveerd.
Afwisselende dag in allerlei opzichten. 200 mijl
Voor meer foto’s van deze vakantie klik